Woonruimte is schaars. Woningcorporaties verdelen de beschikbare woningen eerlijk volgens plaatselijke regels, meestal gebaseerd op wachttijd en urgentie. Uitzonderingen zijn toegestaan, maar maatwerk mag jaarlijks maximaal bij een bepaald percentage van de toewijzingen worden toegepast. Daar moet je dus spaarzaam mee omgaan. De wet geeft een uitzondering: wie samenwoont met een huurder mag onder strikte voorwaarden medehuurder worden, als zij een duurzaam gemeenschappelijk huishouden hebben. Maar dat is een vaag begrip – wanneer is daar sprake van? Wanneer kan een huisgenoot afdwingen dat hij medehuurder wordt? En hoe zit het met mantelzorgers?
Uitgangspunt: getrouwd, geregistreerd partner, samenwoner
Als de huurder en diens huisgenoot trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan, wordt de huisgenoot automatisch medehuurder. Daar heeft de verhuurder niets over te zeggen. Voor huurders die wel samenwonen maar dat niet officieel maken is er de mogelijkheid om medehuurderschap aan te vragen. De huurder en de huisgenoot dienen dan samen een verzoek in bij de verhuurder.
De wet vereist niet dat de samenwoner en de huurder een relatie hebben. Het gaat erom dat de twee samenwonen zoals ook echtgenoten dat zouden kunnen doen. Dat omschrijft de wet als het voeren van “een duurzame gemeenschappelijke huishouding”. Duurzaam wil zeggen: erop gericht om langdurig te zijn. Ook een huwelijk kan stranden, dus keihard is deze eis niet. Het gaat erom dat de samenwoning niet tijdelijk bedoeld is.
Inwonende kinderen, kleinkinderen en mantelzorgers
Van ouders of grootouders die de woning delen met hun kind of kleinkind wordt in het algemeen aangenomen dat zij geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Kinderen vliegen op den duur uit, is de gedachte. Een uitzondering kan zich voordoen als het kind ruimschoots volwassen is en altijd thuis heeft gewoond. Een harde leeftijdsgrens is er niet, maar van een veertiger die nog thuis woont ligt het sneller voor de hand dat hij of zij niet meer gaat “uitvliegen”. Ook een kind dat zelfstandig gewoond heeft maar terugkeert, zou in die categorie kunnen vallen.
Mantelzorg is niet zonder meer een teken dat er een duurzame gemeenschappelijke huishouding is. Als er sprake is van eenzijdige verzorging, betekent dat bijna automatisch dat er geen gezamenlijke huishouding kan zijn. Bovendien is mantelzorg juist in veel gevallen tijdelijk van aard.
Een duidelijke aanwijzing kan zijn of het inwonende kind zich heeft ingeschreven als woningzoekende. En of die inschrijving samen met de ouder is, of juist als alleenstaande. Als het inwonende kind na de samenwoning nog gereageerd heeft op woningen, is dat een nog duidelijkere aanwijzing dat de samenwoning niet duurzaam bedoeld was.
(Jonge) volwassen kinderen na overlijden van de ouders
Is het inwonende kind een jonge volwassene die door overlijden van de hurende ouder(s) of grootouder(s) wees wordt? Dan geldt voor woningcorporaties een gedragscode. In deze blog heeft mijn kantoorgenoot Joyce ten Brinke daar meer over geschreven.
Vraag onze in-house training aan!
IJzer Advocaten heeft een training over dit onderwerp ontwikkeld. In twee uur praten we uw woonconsulenten helemaal bij over de stand van de rechtspraak. Aan de hand van concrete voorbeelden laten we zien hoe de rechter omgaat met dit soort zaken. Zo weten uw medewerkers hoe zij zelf te werk moeten gaan. Vragen over deze training of over een concreet geval? Neem contact op met Laurens Vrakking, huurrecht advocaat bij IJzer Advocaten: 06 -16 14 23 35 of laurens@ijzeradvocaten.nl.
IJzer Advocaten is gevestigd in Nijmegen.